zondag 16 juni 2013

Borderline

Het is weer zover, er is onderzoek gedaan. Nee, niet in mijn observatorium, maar in het basisonderwijs. Omdat ik natuurlijk graag de resultaten van dit onderzoek met jullie wil delen, stuur ik de link naar het artikel in Trouw maar mee, zodat je zelf kennis kunt nemen:
(
http://www.trouw.nl/tr/nl/4556/Onderwijs/article/detail/3455854/2013/06/10/Gewone-scholieren-hebben-geen-last-van-zorgleerlingen.dhtml?goback=%2Egde_2027477_member_248628733)
Ik heb het altijd al gezegd: flauwekul, dat kinderen met leer- of gedragsproblemen slecht zijn voor gewone kinderen. Gewone kinderen mogen blij zijn dat ze met klasgenoten met ADHD, ADD,
dyslexie, epilepsie, ODD of autisme in één klas doorbrengen. Uit onderzoek blijkt nu ook dat gewone leerlingen helemaal geen last hebben van zulke klasgenoten. De onderzoeker vermeldt er nog even bij dat dit onderzoek als een soort nulmeting gaat gelden, aan het begin van het passend-onderwijs-traject.
De angst van schoolleiders voor bussen vol met ‘gestoorde’ leerlingen is niet terecht, bovendien beschikt hij/zij over geweldige leerkrachten die er voor zorgen dat al deze kinderen voluit tot wasdom kunnen komen. Hij/zij moet zich schamen voor zoveel gebrek aan vertrouwen in de leerkrachten....


Hier staan volgens mij twee belangrijke dingen.
Allereerst wordt dit beschouwd als een nulmeting. Volgens mij had die al gedaan moeten worden in 1992, aan het begin van het WSNS-traject (voor de jongeren onder ons: Weer Samen Naar School was voor de toen jongere leerkrachten het schrikbeeld van een zondvloed aan probleemleerlingen in hun klassen). Toen hadden we een eerste meting kunnen doen, en hadden we nu geweten of gewone leerlingen last zouden hebben van leerlingen met leer- en/of gedragsstoornissen. Ikzelf kan me uit die periode 1992-2005 nog wel wat leerlingen herinneren die naar mijn bescheiden indruk een storende invloed vertoonden tijdens schooluren.  Maar in elk geval: het is dus niet zo dat gewone leerlingen er last van hebben als Jantje zijn pilletje niet heeft genomen, als Hermientje drie keer per dag neergaat bij een aanval van epilepsie, en Gerrit zo om het uur met een time-out het klaslokaal even uit moet. En dat is allemaal zo omdat jullie geweldige leerkrachten zijn die dit allemaal onder controle hebben.
Het tweede belangrijke punt wat ik hier lees is dit. Als jij (leerkracht) het met deze conclusie niet eens bent omdat jij het in de praktijk anders constateert, dan staat bij deze ook vast dat jij een kwalitatief minder goede leerkracht bent omdat gewone leerlingen in jouw klas wel last hebben van gedrags- en leerstoornissen van anderen.
Ik heb dit weekend daarom een specifieke observatie uitgevoerd bij mijn kat en haar gedragsmatige invloed op haar humane omgeving. De resultaten van dat onderzoek gebruik ik als nulmeting (hoewel ik mij bewust ben van het feit dat ik die nulmeting al had moeten doen in december 2012,
op de dag van aankomst van de poes in huize Sybesma).
Ik kan jullie na de eerste onderzoeksdagen alvast melden dat er in huize Sybesma niemand is die last heeft van de gedragsmatige stoornis van Wifi; deze blijkt op enkele momenten per dag als zij een acute aanval van MCDD en ODD krijgt, zodat zij uitbarst in de 50 meter sprint die eindigt op de leuning van de stoffen bank, waar zij de remmen er volledig inzet en twee centimeter voor de afgrond tot stilstand komt. Niemand heeft er last van, behalve de vrouw des huizes. Zij is onderwijzeres, en ongetwijfeld zal nader onderzoek hier vervelende conclusies voor haar vakbekwaamheid aantonen, ondanks haar uitmuntende score op de vhm.


Ik ga hier trouwens geen gewoonte van maken; als mijn eigen onderzoeken in een blad als Scientific worden gepubliceerd, zoeken jullie het zelf maar even na. Kun je het daar niet vinden, dan wijst dat vermoedelijk op een borderline-stoornis...

zondag 9 juni 2013

Leren en veranderen

Leren en veranderen
Al bestaan kwartjes tegenwoordig niet meer, ze kunnen nog steeds op hun plek vallen, heb ik gemerkt. Vaak heb ik daar het bezinningsmoment van een ander bij nodig. Zo kwam de onderstaande tekst deze week op mijn leerpad:

Leren is het vermogen om open te staan voor nieuwe informatie, en de bereidheid om je die informatie eigen te maken. Daarnaast is het een proces van meer te weten komen over je eigen aandeel in bepaalde situaties.
Basiscompetenties voor leren zijn:
- leergretigheid: nieuwsgierig zijn naar nieuwe inzichten, anders denken, nieuwe domeinen;
- flexibiliteit: loslaten van de eigen oude ideeën, de ingesleten opvattingen en overtuigingen, de oude vanzelfsprekendheden;
- veerkracht: obstakels tegenkomen, botsen, meebewegen, ‘pijn’ ervaren, herstellen en doorgaan, nieuw evenwicht vinden, opnieuw wankelen en een nieuwe balans vinden.


Dat is een hele mond vol. Je kunt de tekst vanuit twee oogmerken lezen: wat heeft het met jezelf te maken, en wat heeft het met je leerlingen in jouw klas van doen?
Eens beginnen met mij zelf. Ik leer graag wat nieuws, maar ben vaak te vlot met een eigen oordeel; dat is een belemmerende factor, want het betekent ook dat ik flexibeler zou kunnen zijn dan ik ben. Aan de andere kant: in mijn eigen werk heb ik wel wat veerkracht nodig, en het heeft nogal even gekost voordat het elastiek voldoende rekbaar was….
Hoe zit dat eigenlijk met een leerling in, zeg es, een groep vanaf groep 5? Herken je de basis-competenties van hierboven? Bij elke leerling in je groep, of maar een enkeling? Als je straks een groep overdraagt aan een collega, welk verhaal geef je mee bij elke leerling? Staat er iets in van die leercompetenties: gretigheid, flexibiliteit en veerkracht? Of ken je de leerlingen daarvoor niet voldoende?
Vind je de basiscompetenties, die hier genoemd worden, in een basisschool van belang? In een Daltonschool?

Mijn kat trekt zich van basiscompetenties niets aan. Voor haar valt er niets te leren. Zij kan. Of niet. Voor niet, dat willen we niet, àls je dat doet dàn… En al gauw hoor je jezelf weer.
haar valt er slechts af te leren. Ik kan je zeggen: ondanks onze voortdurende aandacht is dat een moeizaam proces. En, of we het nu willen of niet: we vervallen hier al gauw in een negatieve toonzetting: dit mag
De kat springt op de rand van de vijver. Zij valt er niet meer in. De kat doet haar behoeften op ‘de bak’; nooit meer ernaast of erop. De kat heeft inmiddels ook geleerd zich niet te laten elektrocuteren. Maar: voor de rest leert zij niet meer. Zij kan het, of zij kan het niet. Ze klimt in bomen en d… er nooit uit. Zij springt op tafel, en als de wiede weerga er weer af als een onzer nadert. De kat zit op het aanrecht, tegen onze wil. Zij krabt aan haar krabpaal (met onze instemming) maar ook aan de bank (tot onze bijzonder grote ontstemming).
Samengevat: het leervermogen van een kat is nihil. Het is en blijft een stom eigenwijs beest. Het beest is fysiek flexibel, mentaal absoluut niet. Het lijf van een kat is zeer veerkrachtig, zoekt veel obstakels op, maar de geest van het beest is vol van eigengereide opvattingen en niet geneigd ingesleten ideeën los te laten. En zij beweegt slechts mee in eigen belang.

Mijn kat is competent, in eigen beleven. En daar verander ik niets aan….

Resteert de vraag:  zijn kinderen als katten (even los gezien van geslacht)?

zondag 2 juni 2013

Siamese vakantie

Morgenochtend sta je er weer: voor je klas met kinderen.  Of niet, omdat je ene BAPO-dag geniet, of ouderschapsverlof, of omdat je ambulant bent. Of ziek. Maakt niet uit, veel mensen denken dat jij er morgen weer bent, voor je klas.

Morgen is het 3 juni. Ik heb even zitten tellen. Weet je dat het nog vijf weken is? Zo, denk je nu, Rein telt al af tot het vakantie is. Mis. Als jij ook al wist dat het vijf weken was heb jij zitten tellen. Niet om af te tellen, maar om te weten hoeveel tijd er nog is om al die dingen te doen die er nog gedaan moeten worden. En dat is nog al wat….
Sportdag – rapporten – afscheidsavond – feestje hier en daar vanwege afscheid – papierwerk – toetsen nakijken en verantwoorden – studies afbreien – schoolreisje – en noem maar op!
Piektijd! Petje af dat je het toch maar weer elk jaar voor elkaar krijgt….

Als je Siamees bent heb je die druk niet. Nooit niet. Als je Siamees bent, hoef je niet te plannen. Een Siamees heeft altijd vakantie. Een Siamees heeft een vast ritme: slapen – beetje eten – beetje klieren in en om huis – veel doen als of – beetje slapen etc. etc. Als je zo’n leven hebt leef je altijd vakantie.

Ik kijk regelmatig naar mijn Siamees; dat moet ook omdat ie immers in mijn observatorium zit. Soms denk ik dat ik beter een ander beest had kunnen kiezen. Tsjonge, wat kun je lui worden van kijken naar een Siamees in de door-de-weekse stand. Dan heb je geen vakantie meer nodig.


Daarom sta ik morgen ook weer paraat. Voor mij geen Siamees bestaan. Gewoon weer aan het werk.