Aan het eind van de dag moet je als vader nog meer opletten
dan anders, is mijn ervaring. Als je je kinderen naar bed brengt komen soms de
diepste ontboezemingen en zielenroerselen voorbij. Voordat je het door hebt heb
je weer existentiële opmerkingen gemist. Het kan van alles betreffen: een
opmerking van een klasgenootje over een zieke opa of oma die de hele dag
rondwaart in de geest van je eigen kroost, een belevenis op straat over hier
niet herhaalbare jeugdvaktaal, of zomaar een opmerking in het algemeen over het
ervaren van het dagelijks bestaan....
Zo had ik op zekere avond weer eens uitgebreid uitgepakt bij
het voorlezen van het schone boek ‘Abeltje’; voor wie het niet weet, het is ooit geschreven
door één van Neerlands meest befaamde schrijfsters, Annie M.G. Schmidt. En al
is het dan niet meer heel actueel qua taligheid, mijn jongste zoon ging en gaat
volledig op in dit schone verhaal van een
liftjongen die de wereld per ongeluk rondreist per lift. Ongetwijfeld
zal dat ‘uitpakkend voorlezen’ een bijdrage hebben geleverd aan het voortvaren
van zijn geest op de flarden van mijn
woorden: wie goed oplet tijdens
het voorlezen ziet immers ook het effect van de gebruikte taal; je zag hem
(mijn jongste dus) mee zweven op het
geluid van mijn klanken , en in de lift van Abeltje....
Aan voorlezen zit een begin, en alles wat een begin heeft kent ook een eind. Na diverse bladzijden bloemrijk te hebben voorgedragen besloot de vader in mij dat het nu slaaptijd was. Gewoontegetrouw is zoonlief het daarmee niet eens. Gewoontegetrouw ook krijg ik altijd mijn zin. En, uit de aard der gewoonte, is dat in zijn ogen niet eerlijk. Alles bij elkaar is het net opvoeden.
Voordat hij zich ter ruste legt maken we altijd nog even een praatje; soms is dat serieus, soms is het dikke pret, en altijd is het talig...! Dat is een opvallende eigenschap aan hem: hij speelt graag met woorden (ja, ja, al op zijn achtste). Ik doe graag aan dit afwisselende spel mee.
Aan voorlezen zit een begin, en alles wat een begin heeft kent ook een eind. Na diverse bladzijden bloemrijk te hebben voorgedragen besloot de vader in mij dat het nu slaaptijd was. Gewoontegetrouw is zoonlief het daarmee niet eens. Gewoontegetrouw ook krijg ik altijd mijn zin. En, uit de aard der gewoonte, is dat in zijn ogen niet eerlijk. Alles bij elkaar is het net opvoeden.
Voordat hij zich ter ruste legt maken we altijd nog even een praatje; soms is dat serieus, soms is het dikke pret, en altijd is het talig...! Dat is een opvallende eigenschap aan hem: hij speelt graag met woorden (ja, ja, al op zijn achtste). Ik doe graag aan dit afwisselende spel mee.
Nadat het boek terzijde was gelegd legde ik uit dat ik dit
nu deed zodat hij kon gaan genieten van een goede nachtrust, waarna hij de
volgende ochtend weer vrolijk naar school toe zou kunnen. Wat volgde was schokkend!
‘Hmmm...’, antwoordde hij, ‘school is saai’. Als schoolmeester hoor je dat niet graag (bij het op een later tijdstip reflecteren op dit gesprek, betrapte ik mij er op direct verdedigend op te treden voor het onderwijs in het algemeen en de juf in het bijzonder).
Ik antwoordde, dat het toch leuk was, de volgende ochtend klasgenoten te zien, en lekker aan de slag te kunnen. ‘Nee’, zo sprak hij eerlijk, ‘op school moet je zo hard werken. De juf zit maar een beetje in schriften te kijken en krullen te zetten, en wij moeten zo hard werken....’.
Op mijn reactie, dat het later, als ie groot was, nog erger zou worden, sprak hij de gedenkwaardige woorden: ‘Ja, maar dat vind ik toch leuker. Want dan krijg je er geld voor, en op school krijg je niks...’.
Ik was met stomheid geslagen! Jullie kennen me, wees eerlijk: zie je mij vaak met stomheid geslagen? (Je zou het wel willen...). Misschien maakt hij binnenkort nog wel een aanvullende opmerking, zoiets als: ‘Ik snap niet dat de juf er wel geld voor krijgt terwijl wij zo hard moeten werken.’ En wat moet ik dan zeggen?
‘Hmmm...’, antwoordde hij, ‘school is saai’. Als schoolmeester hoor je dat niet graag (bij het op een later tijdstip reflecteren op dit gesprek, betrapte ik mij er op direct verdedigend op te treden voor het onderwijs in het algemeen en de juf in het bijzonder).
Ik antwoordde, dat het toch leuk was, de volgende ochtend klasgenoten te zien, en lekker aan de slag te kunnen. ‘Nee’, zo sprak hij eerlijk, ‘op school moet je zo hard werken. De juf zit maar een beetje in schriften te kijken en krullen te zetten, en wij moeten zo hard werken....’.
Op mijn reactie, dat het later, als ie groot was, nog erger zou worden, sprak hij de gedenkwaardige woorden: ‘Ja, maar dat vind ik toch leuker. Want dan krijg je er geld voor, en op school krijg je niks...’.
Ik was met stomheid geslagen! Jullie kennen me, wees eerlijk: zie je mij vaak met stomheid geslagen? (Je zou het wel willen...). Misschien maakt hij binnenkort nog wel een aanvullende opmerking, zoiets als: ‘Ik snap niet dat de juf er wel geld voor krijgt terwijl wij zo hard moeten werken.’ En wat moet ik dan zeggen?
Ach, ik weet het best. Hij ook. Hij ziet de levende
voorbeelden thuis. Gelukkig. En hij zit ook zo in elkaar dat ie graag een klein
beetje zit te jennen... Maar heel stiekem verdenk ik hem er van dat ie het
inderdaad niet eerlijk vindt niets met de noeste arbeid te verdienen... En dan
zit er toch iets scheef.
Ik denk aan de poster aan de wand van de personeelskamer van
de school, de complimentenposter. En ik weet hoe belangrijk het is dat elk kind
dikke pluimen verdient, elke dag weer. En niet één , maar veel! En ja,
iedereen! Want daar doe je het toch voor? Als kind?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten