zondag 24 maart 2013

Roasted cat


Weekend. Toen ik donderdag terugreed naar huis, dacht ik: eindelijk weekend!
Er zijn momenten dat je echt moe bent. Misschien hebben jullie dat vorige week ook gehad: toetsen in februari, het groot project, presentatie, tentoonstelling, en al het andere gaat ook gewoon door; dan kun je blij zijn dat het weekend is.
En zo kwam ik donderdag thuis met oogleden ergens op enkelhoogte, de restanten van drie dagen hoofdpijn, en het beeld van een luie stoel met kussen.

Wel, die stoel was er. Dat kussen ook. Dat was helaas niet het enige, wat er zich in die stoel bevond. Volledig opgerold, zoals geen mens dat kan, lag daar ook de kat. Staartpunt in de oren, alle voetzolen tegen elkaar.... Alsof er alleen nog een droomwereld bestond.
Katten zijn delicate wezens. Ze kunnen heel wat kwalen krijgen, van de meest uiteenlopende soorten. Maar van één ding zul je ze nooit kunnen beschuldigen: slapeloosheid.
Het liefst bivakkeert zo'n beest op een plek waar jij ook het liefst je tijd doorbrengt. Dat doet ze dan ook consequent: sta op na een kwartiertje journaal kijken, voor een kort bezoek aan het toilet: gegarandeerd heeft poeslief de stoel in beslag genomen. Als jij niet uit jezelf opstaat, onderneemt poes actie om dat voor elkaar te krijgen; zij springt dan bijvoorbeeld in de keuken op het aanrecht, waarvan ze weet dat ze jou daarmee meteen in de benen brengt. Via een sluiproute is zij eerder terug bij jouw stoel dan jij in de keuken arriveert.... Dat soort dingen.
Nee, kattenliefde is niet meer dan: bezorg mij een bak met vreten en een verwarmde slaapplaats, verder heb ik niks met je aan de fiets. Leuk, z'n beest.
Stel dat je op maandagmorgen in je klas zou arriveren, en daar zit dan zo'n hok vol opgeschoten jong grut met een blik van: 't is dat wij geen keus hebben, anders zouden we allemaal voor de warme kachel gaan liggen.... Je zou meteen gaan twijfelen aan je vakbekwaamheid (zoals iedereen buiten je klas dat toch al doet). Wel, katten zijn zo. En die van mij zeker. Als ze één keer in je stoel ligt, keurt ze je met geen blik waardig.
Totdat je mevrouw uit mijn comfortzone tilt. Hoogst verontwaardigd gaat ze een stukje verderop zitten, met de rug naar me toe. En je kan er do.... op zeggen dat het niet lang duurt voordat ze een bezoek aan de keuken gaat brengen!

Zaterdag: bezoek aan het Festival van Talent. Ik had het vorig jaar al willen doen, nu moest het echt. Kinderen mee, vrouw mee, kat niet (die kreeg zaterdag thuis alle gelegenheid haar meest optimaal ontwikkelde talent volledig uit te buiten, zonder daarbij door iemand lastig gevallen te worden).
Dat was een boeiende dag: allerlei organisaties op het terrein van begaafdheid en talent aanwezig, veel workshops te volgen (ook voor kinderen), en veel literatuur opgespoord.

Maar dan is het toch prima, om op zondag nog even de kater uit te hangen.... Ja, precies, in mijn eigen stoel. En nee, ik hoefde niet naar de wc.  En wat doet een kat dan?

zondag 17 maart 2013

Tralies


Maandag heb je weer een hok vol kinderen, vers uit het weekend. Verstandige ouders hebben het kroost zondagavond vroegtijdig van de werkvloer verwijderd; andere kinderen zitten er wat minder fit bij: duim in de mond of hoofd op twee handen, zwarte kringen, wijd opengesperde blaaskaken…
Er zijn er bij die meteen in de adhd-stand staan, anderen vol verhalen…. Kortom: ze zijn er weer!

Heb je wel eens dat je aan de gezichten kunt zien: het is weer maandag, ik moet weer? Voor welke kinderen in je groep is het vanmorgen een zware gang? En wie kon er niet wachten tot eindelijk die schoolbel ging?

Tralies. Voor sommige kinderen is het openen van de schooldeuren als het openen van de hekken bij de dierentuin; eindelijk mogen ze naar binnen om met elkaar te genieten van een dagje-in. Voor sommige anderen is het sluiten van de deur van het lokaal als het sluiten van de deuren van een hok in de dierentuin; wachten tot je er (eindelijk) weer uit mag. En aan nog weer anderen is de rol van temmer voorbehouden.
Tralies: ik heb ze ook in mijn huis. Elke avond bestudeer ik tegenwoordig het fenomeen van de omgang van iemand achter de tralies met iemand erbuiten.  De een kan er niet uit, de ander kan er niet in. De een, dat is de hamster, de ander is natuurlijk de poes. De hamster en de poes… Leuke titel voor een boek. Tot op enkele weken geleden dacht ik dat het nodig was de poes bij de hamster weg te houden. Nu vraag ik me, na avonden studie, af of het misschien niet andersom is.
Voortdurend scharrelt de hamster bij de tralies van zijn hok langs: van links naar rechts, van voor naar achteren, van onderen naar boven klimmend. En de poes, buiten het hok, vliegt er maar achteraan, maar dan buitenom. Soms ziet de poes een kans om, al liggend op de grond, de hamster van de tralies af te tikken, maar stiekem verdenk ik de hamster er van de poes op stang te jagen. Terwijl het beestje door het hok rent houdt ze de poes vrolijk in de gaten. Er is geen spoor van angst.
Klein maar dapper, zo gezegd.
Wat nu als ik het deurtje van het hok zou openzetten? Wordt het dan een vriendschappelijk tafereel van een poes en een hamster die elkaar door het huis achterheen zitten, of wordt het een bloedbad?
Zouden ze een vriendschappelijke relatie gaan uitbouwen, en samen de wereld verkennen?
Ik durf het nog niet aan. Het lijkt wel leuk zoals die twee met elkaar spelen, maar toch ben ik blij dat er nog tralies tussen zitten.

zondag 10 maart 2013

Verdekt opstellen

Verdekt opstellen
De coachingskalender vermeldde zaterdag een spreuk: “Waarom zeggen mensen ‘je’ als ze ‘ik’ bedoelen?”
Eén zo’n zinnetje kan je een heel weekend bezig houden (tenminste: dat lukt bij mij dan nog wel eens, ik heb toch niets anders te doen in een weekend). Kijk alleen maar naar de spreuk en ga er morgen eens op letten; zeg jij ook vaak ‘je’, terwijl je eigenlijk bedoelt iets te zeggen over jezelf?
Voorbeeldje: “Bij sommige mensen kijk je dwars door het huis.”  Of deze, ook heel mooi: “Een opleiding is wat je overhoudt als je alles vergeet van wat je op school geleerd hebt.”  “Het is moeilijk jezelf te zijn als je niet welkom bent.”
In elke zin lijkt het alsof het over iemand anders gaat, maar verander ‘je’ maar eens in ‘ik’...
Bij de eerste kun je dat doorkijkje pas weten als je zelf loopt te ‘gluren...’; de tweede uitspraak is van Albert Einstein, en ook hij vertaalt de werkelijkheid voor zichzelf. En de derde is een zinnetje van een immigrant...
Waarom zeg je dan niet gewoon ‘ik’ in plaats van ‘je’? Zou het zijn omdat je denkt dat het vervelend overkomt, of spreek je liever niet uit wat je er zelf ‘van vindt’? Bang voor het  oordeel van de ander?
Ik ben dus in dit weekend bezig mijn woorden te wegen, om te zien waar ik me schuldig maak aan projectie. Gaat het verhaal zondag ook nog over spiegelverhalen. Oh, oh. Confrontatie.